Hij is helemaal alleen. En hij zit in een cel van twee bij één zonder licht en zonder ramen. En hij is het leven beu en hij wil niks liever dan zichzelf van het leven beroven maar de middelen hiertoe ontbreken hem. Wanhopig probeert ‘ie om langzaam naar z’n hart toe te krabben. Maar als z’n bewakers het merken stormen ze z’n cel binnen en ze rukken hem al z’n vingernagels d’r uit. Met het bloed op z’n handen kan ‘ie nog net twee borsten op de muur tekenen. En hij zakt tegen de grond en probeert zichzelf wanhopig met dit beeld te bevredigen. Maar vlak voordat ‘ie klaarkomt springt ‘ie wakker en was het allemaal maar een droom. In werkelijkheid zit ‘ie nog steeds in z’n cel van één bij één met z’n afgehakte handen en gonst dat ene lied door z’n hoofd:
Powder your face with sunshine I put on a great big smile Make up your eyes with laughter Folks will be laughing with you in a little while Whistle a tune of gladness Blue never was in style The future’s brighter when hearts are lighter So, smile, smile, smile