Voor de bakker die zijn vuur laat doven voor de boer die zijn ploeg laat staan voor de metselaar die geen huis meer wil bouwen voor de herders die niet meer verder gaan
Voor de meester die niet meer durft vertellen voor de priester die zijn gebed vergeet voor de dokter die niet meer kan genezen en voor de rechter die geen raad meer weet
Voor de grootmoeder alleen op haar kamer voor opa die al vergeten is voor de angsten en slapeloze nachten voor ‘t verdriet dat niet geweten is
Voor de minnaars die niet meer zingen voor de liefste die het huis verlaat voor al het nutteloze leed van de wereld voor ons zieltje dat tenonder gaat
Voor de kinders in kelders gevangen zoveel onschuld verkracht en vermoord voor de politieke heersers door geld en macht ontspoord
Voor onze bitsige bijtende woorden voor onze leugens en onze achterklap voor het paradijs dat we verloren voor onze levenslange ballingschap
Voor cipiers en advocaten voor presidenten en inspecteurs voor adjudanten en commandanten voor commissarissen en controleurs
Voor fabrikanten en voor commercianten en farizeeërs met groot gewin in hormonen drugs en wapens voor al ‘t kwaad er tussenin
Ook voor vissers en voor matrozen en voor het boerenvolk op de tracteur voor ‘t zigeunervolk langs de wegen voor de schipper en de vrachtchauffeur
Voor de buurvrouw en de glazenwasser voor de smid en voor de timmerman voor het ventje aan zijn loketje voor de zanger voor de orgelman
Voor de moeder van ‘t kreupele kindje voor het lief van een dode soldaat voor het meiske zonder beminde voor al ‘t zeer dat nooit meer overgaat
Voor wie zal ik hier nu nog zingen voor diegene die ‘k hier vergeet er kan niemand zonder wat vrede rijke boer of arme proleet