Ik zat in een kroeg en daar zat hem dan Ne gast van 20 jaar nen echte schone man Een glas voor zijne neus, sigret in zijne mond Zenne blik constant gericht nor de grond. Ik zei tegen den baas geft mij nog is een pint En geft die kerel dr ook ene want ik zenk goe gezind Ik gon der is invliegen, is goe uit mijne bol, Die gast zei nikske, buiten nen stille schol
Zedde van hier vroeg ik hem, of woonde vaar hier vandaan Hij keek is verveeld, zei nog just ni van loopt nor de maan, Dan zag ik in zen ogen de pijn een heel stil verdriet En zei tegen mij doe alstemblieft ni zo hypocriet Wa kan het a schelen, waar dak hem gewoond Men idealen, of waarvan ik altijd hem gedroomd Wa wilde weten of gewoon het basispakket Geloof me mensen zen egoïsten tot en met
Men leven is ne boek die ik rot van buiten ken Ik hoop dak ooit is wa hoofdstukken vergeten zen Men moeder het goeie mens is na al jaren dood Men vader is het afgetrapt den achterbakse kloot Ik was vijf jaar toen ik hem voor het leste zag Ik herinner me alleen nog mor zenne ongelooflijke lach Pleegouders kwamen, nieuwe mensen gaan Bij mij is er nooit is iets blijven bestaan
Mor ja, dadis na eenmaal blijkbaar het leven, Ik zal ooit wel is het goeie meugen beleven, Van liefdesverdriet heb ik ook al men part gehad Och foert, ze kunnen de pot op kust allemaal men gat, Ik zei komaan kop oep bitterheid da smaakt zo zuur Mor het was alsof ik klapte tegen ne muur Hij zei pas oep ik heb echt geen compassie me men eigen Mor dat het nooit is goe kan gaan der zoude toch iets van krijgen.
Ik heb daar nog uren gezeten met die knappe man, En nog lang geklapt alles verliep volgens plan Het dee hem goe dat hem alles is kon vertellen Ook al kwamen er af en toe wa tranen opwellen Het werd later, de dageraad hing in de lucht En ik pleegde nen nieuwe vaandelvlucht Want het werd tijd om afscheid te nemen Ik heb mijne zoon nog nagestaard totdat hem uit het zicht was verdwenen