Voor Donna Klara's dichtgesloten venster Stond Don Alonso reeds de vierde nacht Met kloppend hart en tedere gebaren Heeft hij nu haar zijn serenaad' gebracht Maar ach! Te wreed het venster bleef gesloten En Don Alonso heeft vergeefsch gesmacht
Maar Don Alonso wil nog altijd hopen Hij geeft een wenk aan Pedro zijnen knecht En Pedro zet zijn ezelsooren open Want Pedro is een heele slimme knecht; Ze fluisteren zacht bij al het stargeflonker En Pedro die sluipt weg in `t nachtelijk donker
Weldra zien wij dien Pedro wederkeeren Hij torst een lange ladder op zijn nek Hij kan zijn heer niet langer zien marcheeren Want die is van de liefde bijna gek; Hij zet de ladder stevig in den grond En zegt ziezoo, patroon, nou is de zaak gezond
Maar Don Alonso ontdoet zich van zijn stevels Want bij het klimmen zijn die hem maar tot last Hij draait een punt aan zijne roode knevels En zegt dan: ,,Broekie houdt de leer goed vast." Hij klimt omhoog en waant zich reeds bemind En denkt vol hoop aan Klara, `t lieve kind
Donna Klara opent nu haar ramen En kijkt vol angst Alonso in `t gezicht Zij roept van schrik om haar gezelschapsdame En gooit `t venster voor zijn moelwerk dicht; Zij had Alonso duidelijk herkend Zij bloosde diep, want zij stond in haar hemd
Don Alonso die staat vrij verwezen Hij slaat vol wanhoop zijn handen voor `t gelaat Maar deze slag zal hem noodlottig wezen Hij laat de ladder los en breekt zijn ruggegraat Hij breekt zijn arm, zijn nek en zijn guitaar En ook zijn knecht zakt kermend in elkaar
Des morgens vroeg toen kwam de melkboer kloppen Hij vond ze beiden liggen in `t gras Hij ging van schrik zijn pijpie staan te stoppen Hij vond die dooie ridders wel wat kras; Hij zei: 0 Kaatje, kijk er is even hie-ie-ier Er liggen er twee zoo dood als bordpapier
Hij zei tot Kaatje: ik wed om een maand gage Dat dat geen dronke', dronke' lappen zijn Het is een edelman die met zijn page Op een liefde'savonture-luurtje zijn; `t Zijn bepaald twee heele rijke heeren Dat zie je aan hun fijne bovenkleeren
Maar Kaatje zei: toch zijn 't dronkelappen Die liggen daar al een geruimen tijd De dienders zullen ze spoedig komen snappen Dan zijn we `t zootje voor de deur gauw kwijt; Ze hebben van nacht ons leelijk doen verschrikken Ze zijn aan de ruiten van de jonge juffrouw wezen tikken
Wat kunt gij leeren, welgemaakte knapen Uit 't verhaal dat ik u heb gedaan Dat men om tot zijn liefje te geraken Men nooit moet klimmen tot haar vensterraam Die weg is steil, gevaarlijk en sle-e-echt Dat zaagt g' aan Alonso en zijn trouwe knecht Snap je dat?