Ik heb laatst een droom gehad, dames en heren, dat ik was overleden en als vanzelfsprekend in de hel terechtgekomen. Ik hoop niet dat U om deze woorden zult lachen, want daar ontmoeten we elkaar allen toch weder. Speenhoff in de hel.
Ik had onlangs de nare droom dat ik was doodgegaan Ik fietste naar de hemelpoort en ik zag er Petrus staan Ik vroeg hem om een vrij biljet, hij zei dat wou jij wel Jij was op aarde een artiest, rij jij maar naar de hel
Ik fietste verder naar de hel met een bedrukte snuit Het woordje hel is vrouwelijk, komt dat soms niet aardig uit Ik naderde het vagevuur, de duivel stond al klaar Hij zei: "Ga naar het cabaret en zing je repertoire"
Ik stapte in het cabaret, het was er uitverkocht Het werd alleen door nette lui van rang en stand bezocht Ik zag er dominees, bankiers en wisselsjacheraars Het grootste deel van het publiek dat waren kunstenaars
Ik vond er Rembrandt en Jan Steen en Michelangelo Ik zag er Jacobse en Louis Bouwmeester en Cheval Redio Ik zag er Vondel, Bach en Strauss en ook Sarah Bernardt Voor Speenhoff en voor Clinge Doorenbos stond er een stoel al klaar
Ook Abraham Kuyper vond ik er, hij was conferencier Ik zag er Herman Heijermans die had er ruzie met Carr Ze lachten en ze hadden pret en dronken brandewijn Want in de hel daar mag een mens geheel zichzelve zijn
Ook Multatuli liep er rond met koning Willem drie Den hemel waren ze ontvlucht voor de melancholie Dan stond er nog een stoel gereed waar niemand raad mee wist De duivel zei: "Bespreek die maar voor Duymaer van Twist"
En eindelijk na lang gewacht, kwam ook mijn nummer aan De duivel zei: "Stem je gitaar, Speenhoff, dat heb je nooit gedaan" Ik zong mijn lied van moeders brief ik dacht dat doet het toch Toen werd ik wakker van het succes, hoera, we leven nog