Onderlest kreeg ik toch zo de pest in Van altijd maar honger en het enige wat ik In mijn leven bezat is alleen maar die honger En armoede in het dorp Dus ik zoek mijn bezit bij elkaar Dat is twee oude boeken, een hemd en een pet en een Kromme gitaar En ik klim in de bus en toen hobbelen maar Ik weet echt niet meer hoe ik terecht kwam bij Copacatana Maar ik zwalkte het strand langs in Copacatana En ik keek naar de meiden, ze waren pikant Jezus Christus, m'n buik ging tekeer Ik liep honger te lijden En god, wat een meiden, m'n lijf ging tekeer Nog niet veel meer dan ik weet dat ik thuis wel eens deed Is dat leven, het is om te huilen Ik had wel eens even met een willen ruilen Van wie daar zo zat en zoop en maar vrat Lijf aan lijf met een wijf En terwijl ik jaloers zat te kwijlen Bedacht ik: maar jongen, wanneer je maar honger moet lijden Is thuis toch nog beter dan hier tussen het rijke gespuis
De muziek maakte mij fanatiek Want dat beukende ritme, nou ja, dat verhit me Pardoes ga ik zingen, m'n voeten gaan springen
Zo ging ik weer op reis Jezus Christus, mijn buik nog steeds leeg Het leek alsof ik niks weeg Het leek alsof ik ging zweven Naar huis waar het leven met armoede en al meer Bevredigen zal Want daar is niemand die wat heeft En daar zie je geen wilde orgieen van rijke snoeshanen en Amerikanen De bende die vreet van het geld waar het zweet Van de armoede aan kleeft Heus, we moeten een eind aan die rottige misstanden maken Met opstand en staken, we zullen 'm raken Want hoe het worden zou, het kan nooit erger dan nou Nooit erger dan het is geweest Je bent niet minder dan een beest