Terwijl elk pasgeboren kind eruit ziet als een aap Met paarsgetinte oogjes en bladend als een schaap Was ze net een cherubijntje met oogjes van opaal Als ze lachte leek ze net of ze kon wenen als een nachtegaal De baker kreeg visioenen, de dokter wreef z'n bril Toen hij d'r op de wereld hielp, die ochtend in april M'n tante Odile
Ze groeide op in de reinheid, in schoonheid en verstand Nog voor 'r puberteit kreeg ze d'r eerste wijsheidstand Ontving het heilig vormsel in geur van heiligheid En ze schaamde zich diep bij d' eerste sporen van volwassenheid Al vlug kreeg ze te maken met de meisjesgek Achiel Ze weigerde het aanzoek van Petrus en Basiel M'n tante Odile
De jongen van haar dromen was Josaphat Van Praag Een ronde roomse kerel met openstaande kraag Het werd een mooie liefde, het was een prachtig paar En wat je nu haast nooit meer ziet, de jongen respecteerde haar Maar mooie liedjes duren niet langer dan vandaag Bij 't roeien op een meer verdronk met openstaande kraag Jozef Van Praag
Hoe groot ook haar ontzetting, hoe groot ook haar verdriet Toch ging ze niet naar 't klooster, toch wanhoopte ze niet Ze nam toen een besluit, ontzettend voor het kwamedon Als maagd zou ze zich wijden aan de hemelzoete bruidegom En die was in de wolken, die was maar al te blij Hij kreeg niet alle dagen een bruidje zoals wij In z'n haar en wei
Ze werd lid van de kinderen der onbevlekte maagd En elke avond bad ze zich een stukje in de kraag Dan zat ze wat te kwijnen en dacht wat aan haar jeugd Aan haar verdwenen schoonheid en aan haar onvolprezen deugd Haar neus begon te krullen, ze kreeg zeer vlug grijs haar En zo begon ze wat te lijken op een Overjaarse krokodil
Tot overmaat van ramp kreeg ze een hersenkronkel bij 'Wormus sturulutibus' geloof ik dat de dokter zei Ze kreeg in heel de buurt een reuze populaire naam Ze gooide voor wie grabbelen kon heel haar fortuin door 't raam Dan kwamen er vijf spoken zich nestelen in haar bed Die waren erg opdringerig, ze behandelden haar net Als een slet
Met valse dieveogen konden ze urenlang Haar zitten te beloeren, dan werd ze wel wat bang Ze stopte haar obligaties en haar kerkboek in haar tas En nam de vlucht in nachtjapon, hoewel het buiten ijzig was Haar bloed begon te stollen, ze werd zachtjesaan blauw En in een vreemd portiekje, ten gevolge van de kou Ging ze te ziele, m'n tante Odile