Drie keer niet aan haar gedacht voor het slapengaan En twee keer heel alleen dan naar een fuif toegegaan En drie keer te laat gekomen op onze afspraak Pater denkt u dat ik zo in de hel geraak?
Pater ‘k moet nog iets bekennen: ik heb nog iets uitgehaald Ik heb zelfs een keer of zeven haar coca-cola niet betaald En ik heb twee keer gefloten naar een andere griet Het spijt me wel maar ze provoceerde Mijn schuld was het niet
Ik heb haar naam nog niet geschreven in m’n pennenzak U weet de geest is wel gewillig maar het vlees is zo zwak En zo komt het dat ik met verdriet heb teruggedacht aan Joke, Greta, Leentje, Rita, Frieda, Ria, Chris en Lea, Marianne, Mia,Anneke, Christa, Grietje en Hildegard
Ik heb haar twee keer een zoen ontstolen hoewel ik wist dat dat niet mocht maar berouw kan ik niet tonen: het was de liefde die ik zocht En ik ben een keer ontzettend vreselijk jaloers geweest Want ze was met een andere jongen naar het postkantoor geweest.
Ben twee keer voorbijgereden en dat zonder haar te zien Met m’n hoofd vol prettiger dingen, meisjesachtiger misschien En ik ben een keer vergeten dat ze verjaarde die dag En een keer onkuis gedroomd dat ik met haar injenana lag
“Beste jongen,” zei de pater, “een hopeloos geval ben jij asociaal en ongeschikt voor onze lieve maatschappij en daarom voor penitentie twintig zoenen op haar mond of op haar wang dat is moreel wat minder ongezond”