Weet je nog hoe 't ieder jaar weer begon je moeder, zei blijf niet te lang in de zon je vader, zei jongen pas op je geld en urenlang werd de les jou gespeld maar je liet ze maar zeuren zelfs zonder wrok wat kon het jou schelen want je vertrok
Naar de zee, naar de zee, naar de zee, naar de zee, naar de zee.
En elk jaar zag je je vrienden er weer de kamping zinderde snel van de sfeer iedereen hielp met je tent "Waarvoor dient deze buis ?" verrek de piketten liggen nog thuis en ééntje kwam met een geneverfles aan toen de tent rechtop stond kon je zelf niet meer staan
Aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee.
En 's avonds en s'avonds is 't goed de hele kantine was flink in de moed verhalen van vorig jaar boven gehaald van veel bier gedronken en nooit betaald dus waar liep de boel steevast uit de hand waar zag je geen zon en zeker geen strand
Aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee.
En een vakantielief hoorde d'r ook elk jaar bij je voelde je hemels, verliefd, vogelvrij dronken van liefde en dronken van wijn want met 18 kan 't leven nog wonderlijk zijn ging ze met je mee was je vlug afgekoeld want dan was op de kamping je tent weggespoeld
Aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee.
En stap je op een dag terug op de trein met dat heimweegevoel van zo zal 't nooit meer zijn je vrienden, vriendinnen, de kracht van de jeugd de uitgelaten, ontembare vreugd maar je houdt uit die samenhorigheid de herinnering aan een waanzinnige tijd.
Aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee, aan de zee.