Bij de biljartclub in het dorpshuis, stap ik gauw nog wel eens binnen. Korte stoten, lange banden, om de lol, niet om het winnen. Waar de tijd nog even stil staat, sterker nog ze draait terug. Door verhalen over vroeger, soms langdradig... maar altijd stug.
Aan de bar klinkt jouw verleden, hij heeft het vader ooit verteld. Wat wij vroeger stiekem deden, in het wijdse Friese veld. Boze boer en kwajongens, rozengeur en in zwart wit. En als ik m'n ogen dicht doe, is het net of jij daar zit.
Met je zilvergrijze haren, en je lach op je gezicht. Jongen van zo rond de 80, met het einde al in zicht. Maar met liefde voor het leven, in zijn eenvoud zonder schijn. Ik heb nooit durven vertellen, dat ik jou had willen zijn.
Jongens van zo rond de 80, die nog lang niet willen gaan. Jongens van zo rond de 80, die hun mannetje nog staan.
Jongens van zo rond de 80, met hun laatste fraaie stoot. Jongens van zo rond de 80, zo verdomd dichtbij... dichtbij de dood.
Jongens van zo rond de 80, die nog lang niet willen gaan. Jongens van zo rond de 80, die hun mannetje nog staan.
Jongens van zo rond de 80, met hun laatste fraaie stoot. Jongens van zo rond de 80, zo verdomd dichtbij... dichtbij de dood.