Ze zat in Enschede, en vond het leven tam Want zeg nou zelf, wat is in godsnaam Enschede? Twee boerenhippies en een lullig beatcafe En op een dag nam ze de trein naar Amsterdam Het Magisch Centrum van 't heelal! In de coupe begon het al Er zat een knul met een gitaar En met een lintje in z'n haar En toen ze eindelijk neerstreek bij het Monument Waren de stenen daar een zalfje voor d'r krent
Het is begonnen, zei ze zachtjes voor zich heen Dit is de sien waar al het goeie volk naar snakt Toch had ze echt nog niet zo vreeslijk gauw contact Om twee uur 's nachts was ze nog moederziel alleen Toen ging het regenen, in paniek Zocht ze haar heil in een portiek Daar zaten ook, nu had ze beet Twee Ierse meisjes en een Zweed Ze zei: Hello, my name is Annie van den Berg Maar verder wou de conversatie niet zo erg
Toch had ze na een dag of vijf al een vriendin Met wie ze trouw haar flesje deelde en haar brood Dat meisje had nooit zoveel honger, want ze spoot Maar ach, iets lekkers wou d'r af en toe wel in Al was ze mager en doodsbleek Het was een meid waar je naar keek Ze ging zo af en toe gedwee Met een of and're vogel mee Om na een uur weer te verschijnen op de Dam En zij, ze wachtte heel geduldig tot ze kwam
Zelf was ze niet bepaald een veelbegeerde buit Neem nou dat seksfeest, in dat huis in de Jordaan Ze zat de hele avond met 'r kleren aan Want er was niemand die gezegd had: Doe ze uit Ze had als steeds de pil geslikt Maar keek uitsluitend wat verschrikt En toch geleidelijk meer sereen Naar de taf'relen om zich heen Die ze in Enschede nog nooit had bijgewoond Ze rookte Nepal, en werd misselijk, maar niet stoned
Van tijd tot tijd dacht ze wat schamper aan d'r moe Die had gezegd, ga d'r niet heen, toe blijf bij mij M'n kind, je gaat er naar de sodemieterij Ze had er wel vergeten bij te zeggen, hoe En op een dag zei ze, tot ziens En toen vertrok ze in d'r jeans En met die flaphoed op d'r hoofd Waarin ze zelf nooit had geloofd En in de trein keek ze nog heel lang uit het raam En even huilde ze.... Waarom, in Jezusnaam?