Ze noemen hem nu 'bonpapa' maar hij heeft liever "pètje'. Hij kent nog steeds geen Bruxellois. En Frans? 'Un peu… een hiel klein bètje!' Hij leest in 't Nieuwske van de Dag' wie er in Asbeek stierf of trouwde en vraagt zich nog zo dikwijls af waarom zijn zoon in Ukkel bouwde. Maar ja, de zaken, het kantoor… en voor de dochters ook de scholen… Hun edukatie gaat toch vóór! En toch… hij voelt zich wat bestolen.
'Ça va bien, Oui, j'ai vu Tonton et sa maman, lundi soir, chez Lulu! Oui, trois petits sucres dans mon caf-caf au lait. S'il vous plaît? Netherlands? Qu'est-ce-que c'est?'
Ze leven goed, ze leven duur, ze geven à l wat hij kan vragen. De meisjes hebben een vwatuur, hij wandelt liever ganse dagen. En 's avonds kijken ze TV, zo van 'amour' en moordverhalen. Hij zit er bij e, kijkt maar mee, zijn dochter zal het straks vertalen. Hij denkt aan Asbeek en zijn tijd, bekijkt zijn zoon met trotse ogen. Hij kreeg zijn loon voor zoveel vlijt. En toch… hij voelt zich wat bedrogen.