Ik weet het wel, ik ben je kleine harlekijn; dat is precies wat ik voor jou had willen zijn: een harlekijntje met een koortje, een feestneus, een wit boordje, een hele kleine marcepeinen harlekijn.
Ik zou overal met je meegaan, ik kroop in je boodschappentas. In de zomer mee naar zee gaan, ten minste als dat goed voor je was. Ik ging mee naar de coiffeuse en ik kroop in een krul van je haar en daar lag ik net in een couveuse en dan waren wa dicht bij elkaar.
Ik weet het wel, ik ben je kleine harlekijn; dat is precies wat ik voor jou had willen zijn: een harlekijntje met een koortje, een feestneus, een wit boordje, een hele kleine marcepeinen harlekijn.
Ik zou lachen wanneer jij blij was, Ik zou huilen met je verdriet. Als je dan een ogenblik vrij was zou ik kijken naar jou, anders niet. Oh, je hoeft mij niet te zoenen, doe maar net of ik er niet ben. Ik slaap straks wel in een van je schoenen, jij bent mij de liefste die ik ken.
Ik weet het wel, ik ben je kleine harlekijn; dat is precies wat ik voor jou had willen zijn: een harlekijntje met een koortje, een feestneus, een wit boordje, een hele kleine marcepeinen harlekijn.