ik ben een doodgewone man, precies als u en wat ik doe dat vind ik helemaal niets biezonder ik krijg van het leven ook dikwijls op mijn donder ik ben een supper doodgewoon individu Ik speelde vroeger eens eên hoofdrol in Peer Gynt in mijn gedachten kwam hij weer in een museum nu zing ik ts morgen, als de zon schijnt, een te Deum en ik zie vlaggen in de luiers van mijn kind
ik fluit een liedje en mijn vrouw wordt een prinses ik koop een ladder om haar 's avonds mee te schaken en ‘s morgens ga ik dan wat verzen op haar maken om gaan te slapen heb ik een vertrouwd adres we kopen kindjes, kindjes, kindjes ieder jaar om ze te tellen houden wij een chef comptable want onze liefde is roestvrij, inoxidable en ik krijg ridderordes van de ooievaar
Helaas ik ben toch maar als u heel doodgewoon en iedere maand een beedje minder slank van taille en over 15 jaar waarschijnlijk een medaille voor 30 jaar dezelfde hoop, dezelfde toon wij heben een masse vrienden, het is een toffe kliek wij hebben het leven zelden uitgemillimeterd wij hebben God zijn schepping duizend keer verbeterd gelukkig werd de romantiek nog niet doodziek
toch zing ik dikwijls nog mijn liedjes van de zon zelfs in de winter heb ik thuis een paar azoren en als het sneeuwt pluk ik papaver in mijn koren en iedere mus is voor mij charme van ’t chanson misschien vindt U mijn gek gedoe wat idioot u leest de krant, de moorden en het bloedvergieten terwijl ik sterren tel en mijn vergeet-mij-nieten mijn vaderland dat vraagt niet om mijn dood
Ik heb een wereldje van kant en broderie je kan er binnen zonder matigingstiketje en ik verhuur u kosteloos een prettig flatje uw zorgenkindjes mogen zitten op mijn knie en ik vertel ze van de blauwe krokodil al zijn die sproókjes ook een beetje uit de mode ik lees niet graag van Vietnam, oorlog om de Joden want als ik daaraan denk dan staat mijn muze stil.