Wat heb ik over, wat is me gebleven Na heus niet zo'n wild en zo'n bandeloos leven Nou, echt bitter weinig in 't materiele Geen geld of juwelen Omdat me dat kennelijk te weinig kan schelen Geen villa of zwembad, gewoon iets gehuurd Een huis met een tuin in een lekkere buurt Daar bloeit de jasmijn En blauwe clematis in 't keukenkozijn Daar geuren de rozen, maar soms zit ik daar Dan denk ik: hoe moet het nou volgend jaar Wil iemand me hebben, krijg ik nog een baan Maar dan kijken de katten me liefdevol aan Zoals ze dat nu al zo'n twaalf jaar doen En ik streel hun vacht, en dan spinnen ze zacht Dat betekent: het komt heus wel goed met die poen
refr.: Op zo'n moment, dan weet ik het weer Ik ben ongeduldig, ik wil altijd meer Ik zit soms alleen en volstrekt in het nauw Maar ik heb in mijn leven precies wat ik wou
Wat heb ik over, wat is me gebleven Na heus niet zo'n wild en zo'n schaamteloos leven In ieder geval geen man aan mijn zij Dat is niks voor mij Ik had een prachtexemplaar, maar dat is lang voorbij Daarna vele minnaars, maar het was nooit de ware Soms bleven ze even, soms bleven ze jaren Maar altijd weer kwijt Nergens geen wroeging en niks dat me spijt Maar enkel die ex, die ik ooit heb verlaten Die komt regelmatig om even te praten Over ons kind en over het leven En hoeveel je soms om een ander kunt geven Over mijn werk en over zijn thuis En we snappen elkaar en er is geen gevaar We hebben het mooi en hij gaat weer naar huis
refr.
En ook geen relaties met steenrijke heren Die dolgraag hun geld in mijn show investeren En nauwelijks toegang tot deftig Den Haag Ja, hier in 't cafe, daar zien ze me graag En vrienden, niet veel, maar wel hele goeie Van die vriendschappen die met je mee konden groeien En op Sinterklaasavond, als iedereen kan Dus een keer per jaar, allemaal bij elkaar En dan maak ik soep, een enorme pan
Wat heb ik over, wat is me gebleven Na echt niet zo'n wild en zo'n roekeloos leven Geen band met mijn ouders, wat mij zeer verdroot Maar ja, ik werd groot En mijn moeder is dwaas en mijn vader is dood Geen band met een kerk of een grote partij Met mooie beloftes maakt niemand mij blij Ik denk niet aan later Al heb ik nu wel een prachtpsychiater En verder dus niemand of niets dat me bindt Alleen wel natuurlijk mijn dochter, mijn kind Nu al eenentwintig, mijn vreugde en gram Met wie ik zo blij was, zo blij toen ze kwam Die vreugde, die blijft me een levenlang bij Zoekt haar eigen bestaan, en ik denk: laat haar gaan Maar ook: God, wat heerlijk, die hoort dus bij mij