Er ligt een dorpje aan de grens Daar woonde eens de Gólse mens In wevershuisjes langs de straat De toren stond hoog in ´t blauw Er kwam nog rook uit elke schouw Omdat er geen ceevee bestaat De muren waren gekalkt en wit En langs de kachel stond een kit Om kolen uit de schuur te halen ´n moeder in ´n blauwe schoot Zat op ´n stoeltje in de goot D´r zetsel boontjes fijn te malen
Die droom uit een ver verleden Die is al lang voorgoed voorbij En zelfs ´t water uit ons beekje Is nu een vieze vuile Leij
Eens stond hier op de akkers rog Ik zie het gouwe golven nog Een paardebloem in ´t karrenspoor De molenwieken in de wind Op straat nog menig spelend kind Dat ging zo mensenlevens door Wat onze tijd nu heeft bezield Ons dorpje is verkracht vernield Men zit er nu zo rijk te wonen Men kijkt elkander niet meer aan Vol schaamte moet men verder gaan Verlegen blosjes op de konen
Die droom uit een ver verleden Die is al lang voorgoed voorbij En zelfs ´t water uit ons beekje Is nu een vieze vuile Leij
Ons Goirle is nu vol gebouwd Op akkers waar een werd gesjouwd Er graast geen koe meer in de wei ´t Karrenspoor is omgeploegd er is geen boer meer die nog zwoegt soldaten springen op de hei waar vind men nog een mastenbos men bouwde huizen bij het gros geen dennengeur om te bekomen waar vind men ergens in dit oord een plek waar men nog ongestoord zo zalig in het veld kan dromen
Die droom uit een ver verleden Die is al lang voorgoed voorbij En zelfs ´t water uit ons beekje Is nu een vieze vuile Leij
Die droom uit een ver verleden Die is al lang voorgoed voorbij En zelfs ´t water uit ons beekje Is nu een vieze vuile Leij En zelfs ´t water uit ons beekje Is nu een vieze vuile Leij