Ze strompelen traag en doelloos door de straten Tien uur in de ochtend, al dronken misschien Ze lallen en kunnen nog nauwelijks praten De hond aan een touw, het is triestig om zien Hun kleren zijn vies en nat van de regen Hun haar in de war maar dat heeft geen belang Ze storen geen mens, wie heeft er iets tegen De drie musketiers kennen z’hier allang
De drie musketiers,, ’t zijn hele goeie vrienden Ze kennen geen tijd, hun wereld is zo klein Waar zijn de problemen, wat kan er verkeerd gaan Tussen de rue Saint Jean en ’t Hertoginnenplein
’t Is vrijdag, de paardenmarkt is al begonnen De kooplieden lopen druk heen en weer In ‘t hartje van Brussel wordt veel geld gewonnen Een boerentoneel in ‘t volle verkeer En in het café wordt de koop dan gesloten Er wordt afgeboden, dat is de métier De drie musketiers zijn al goed aangeschoten Voor ieder een pintje en zij drinken mee
De drie musketiers,, ’t zijn hele goeie vrienden Ze kennen geen tijd, hun wereld is zo klein Waar zijn de problemen, wat kan er verkeerd gaan Tussen de rue Saint Jean en ’t Hertoginnenplein
Heel vroeg in de ochtend, ’t café was gesloten De baas had Louis nog naar huis gebracht Die zuchtte opeens “joeng , ’t is naar de kloten” Hij haalde niet eens het eind van de nacht En ’s anderendaags was de straat weer vol leven De kruidenier kwam van de vroegmarkt terug Hij floot zacht een deuntje, knikte heel even Naar twee musketiers, hun zak op hun rug