Een spoorwegstation in Soweto Een wachtkamer, een harde bank Een zwerver die stil ligt te slapen Gewend aan de herrie en stank
Drie kerels van bijna twee meter Hun trainingspak: Groen, zwart en goud Hun leeftijd: Zo rond vijfentwintig De zwerver is veertien jaar oud
Het kind tracht nog even te vluchten Het lukt niet, ze hebben hem beet Ze smijten hem ruw in een auto En spuiten weg als een komeet
"Heb jij kameraden verraden Dat kost je op zijn minst levenslang" Vol leedvermaak lachen de mannen De jongen blijft stil, hij is bang
Hij wordt in een kamer gesmeten Als een lastige blaffende hond Een harde trap tegen zijn schenen Het joch ligt versuft op de grond
Vier mannen met zwepen en staven Staan achter een vrouw in de deur Haar grijnslach verraadt zelfvertrouwen Haar blik is die van een dompteur
"Jij bent dus die kleine verklikker...?" Vraagt zij, "Sta eens op van de grond" Dan, als hij staat geeft ze 'm een vuistslag De jongen proeft bloed in z'n mond
Maar toch blijft hij moedig ontkennen Dan geeft ze 'm een stomp in zijn maag En daarna pakt Winnie Mandela De zweep en weer stelt zij die vraag
Zo wordt Stompie Seipei gemarteld De grond kleurt zich heel langzaam rood Dan zegt Winnie: "Jongen, het spijt me Mijn armen doen pijn Sla hem dood"