Een februarimiddag De stad verwacht de lente Ik wandel door de straten Doelbewust en snel M'n hoofd is vol besognes Ik moet naar een bespreking Dan plots, een onderbreking Een knipperlicht, een bel
Wachten voor de brug Wachten op een vrachtschip Dat met zand geladen Door het water glijdt Wachten voor de brug Langzaam rijst het wegdek Terwijl ik op de kade M'n ongeduld verbijt
Het schip komt aangevaren Met op z'n rug een Opel De lakens aan de waslijn Wuiven in de wind Ik zie ze weer voorbijgaan De aken en de pramen Ik tuurde naar hun namen En groette ze, als kind
Wachten voor de brug Wachten in het zonlicht Geur van het verleden Water, touw en teer Wachten voor de brug Uit de wolkenhemel Daalt een diepe vrede Op de wereld neer
Wachten voor de brug Rustig blijven wachten Wachten voor de brug Niet jagen en niet jachten Even niet die dingen Die zo nodig moeten Niemand kan me dwingen De dag ligt aan m'n voeten Even blijven dromen De wereld is van mij Even weer een schoolkind Op woensdagmiddag vrij
Wachten voor de brug Staren naar het kielzog Startende motoren Aan de overkant Wachten voor de brug Ik kijk op m'n horloge En sta weer, als tevoren In grotemensenland