Marleentje zou de dochter van een leeuwentemmer zijn Die kon wel leeuwen temmen maar zijn vrouw kreeg hij niet klein Een dame die na korte tijd zondanig uit de hand liep Dat zij op zekere nacht zelfs met een leeuw in 't ledikant sliep Haar man, die wat bijziende was, die heeft zich toen vergist En staat nu sedertdien te boek als enigszins vermist De leeuwentemmersdame sliep vanaf die tijd alleen Maar hoe dan ook verscheen dan toch Marleen Het werd een aardig meisje, korenblond en blank als sneeuw Althans, tot aan haar navel, voor de rest was zij een leeuw
Maar niemand wist daar iets van haar, ze bleef voor iedereen Gewoon een aardig meisje, maar misschien wat schizofreen 't Is duidelijk dat zo'n jeugd voor ieder kind verward is 's Morgens naar de kleuterschool en 's middags naar de Artis En toen ze voor het eerst aan het strand kwam, was ze van de kaart En vroeg: "Zeg mama, waarom hebben jongetjes geen staart?" En was ze met haar moeder eens een dag naar buiten toe Dan zat ze met zo'n vreemde blik te staren naar een koe En allen die het zagen, die vertellen rechts en links "Marleen, dat is een leuke meid, maar het is een echte sfinx"
Marleentje werd een meisje, rein en ongerept als sneeuw Want waar er iets te reppen valt, zat bij haar die leeuw Dit leidde op zekere nacht tot een geweldig drama Er klom een jongeman vol hete driften door haar rama In plaats van minnenspel ontstond een bloedig handgemeen Tussen leeuw en hete driften, tussen minnaar en Marleen Wie zou het nu gaan winnen, maagd of leeuw of vrouw of bruid Afijn, het werd leeuwin en het werd nimmermeer leeuw uit Maar Marleen is tot haar grote spijt alleen in bed vandaag Ontwaakt als een halve vrouw maar met een hele volle maag