Er zijn van die jongens, die schreeuwen en tieren Dat ze zo goed zijn in meisjes versieren Meisjes met wie ze naar bed toe gaan Terwijl jij 't nog nooit, nog nooit hebt gedaan Je zou 't niet durven, je bent te verlegen En dat stoere geschreeuw, daar kun je niet tegen Maar die schreeuwers, die doen de liefde veel kwaad Met hun stoere gepraat, hun stoere gepraat
refr.: De liefde, de liefde, zo stil en zo teer De liefde, de liefde, die praat haast niet meer De liefde, de liefde, die glimlacht alleen Met bleekroze lippen stil voor zich heen
Het is zo misleidend, dat flinke, dat stoere Meisjes die doen, die noemen ze hoere Gaat er een meisje met zo'n rotzak naar bed Dan noemt 'ie 'r later, in gezelschap, een slet Ach, tob er niet over, die mannelijkheden Die horen, goddank, haast tot 't verleden Voor een jongen, verliefd, kan een enkele zoen Meer waard zijn dan 't echt met elkaar doen
refr.
Ze scheppen maar op, om te imponeren Waarmee ze enkel de liefde kleineren En 't slachtoffer van hun opschepperij Zijn verlegen meisjes, zijn jongens als jij Geloof ze maar half met hun naaien en kezen Ze liegen zo vaak om de eerste te wezen Schaam je dan niet en voel je niet klein Een wedstrijd, dat kan de liefde niet zijn