Ongelooflijk onbedreven komt de mens in de wereld aan Haast te hulpeloos om te leven, haast te zielig om te bestaan En had moeder je niks gegeven, zou je zeker zijn doodgegaan Na je zonnige kinderjaren overschaduwd door wat niet al Moet en zul je zelfstandig varen, dapper steek je een keer van wal Dat de engeltjes je bewaren, anders loop je nog in de val
Zoveel mensen, zoveel verhalen zoveel zorgen en trammelant Met illusies en idealen zit je goed aan de foute kant Ieder moet op zijn tijd betalen en geen schipper die nooit es strand Wat je allemaal hebt te leren, wat je allemaal weten moet Eer je enigszins kunt taxeren dit is ballast en dat is goed Continu is het corrigeren, je verzuipt als je dat niet doet
Al die deuken en al die builen maken moedeloos op denduur Oh wat zou je graag even schuilen in het huis bij het warme vuur Om eens helemaal uit te huilen ook al is het maar een half uur Je kunt in een orkaan belanden of verdwalen in dichte mist Of je vecht met gekneusde handen tegen leugen en valse list En kijk uit voor de misverstanden vooral eer je je weer vergist
Als ze al te dicht bij je komen, doe dan tijdig je deur op slot Met het oog op je glazen dromen, anders maken ze die kappot Aan de vruchten kent men de bomen en de meesten zijn voos of rot Ongelooflijk onbedreven komt de mens bij het eindpunt aan Hoeveel dagen hem zijn gegeven hoeveel jaren om te bestaan Nooit genoeg om te leren leven of te leren om dood te gaan