Nog steeds verbijsterd vragen wij ons af hoe dit ooit gebeuren kon: smeulend vuur en rokend puin op de plaats waar het huis eens stond. De een die schreeuwt, de ander zwijgt; Vreemden die door ´t vuur verbonden zijn.
Steeds luider klonken, als in Babylon duizend tongen door elkaar. In verwarring hebben wij elkaar vaak vijandig aangestaard. Maar dat runmoer viel plots´ling stil; Zo zinloos lijkt nu elke strijd, elk geschil.
Is het maar een droom, komt er ooit een tijd, dat geen kleur of taal ons nog langer scheidt? Is de hoop vergeefs, of bloeien er dan straks, in een zee van kleur, duizend bloemen op de as.
Maar als al gauw de bloemen zijn verwelkt en door de wind verspreid en dan ook de muren tussen ons weer hoog opgetrokken zijn, duurt ´t dan lang totdat de haat, weer met bloed op de wand geschreven staat?
Is het maar een droom, komt er ooit een tijd, dat geen kleur of taal ons nog langer scheidt? Is de hoop vergeefs, of bloeien er dan straks, in een zee van kleur, duizend bloemen op de as.