's Morgens als ik sluimer, nog verdwaald in wilde dromen, schreeuwt de wekker onbarmhartig dat ik uit mijn bed moet komen. Mij hele dag is ingedeeld, een hele hoop te doen. Ik draai me maar weer even om, ik ben er niet aan toe.
's Middags bij de koffie zit ik met de post van dagen, maar waar moet je beginnen als zovelen je belagen. Weer zo'n blauwe enveloppe en iets van het gas. Eerst de folders, dan de krant, de rest komt later pas.
Morgen doen, ik zal het morgen doen. Morgen doen, ik zal het morgen doen.
's Avonds na de pizza krijg ik last van mijn geweten. Ik heb alles laten liggen of ik ben het glad vergeten. Ik moet, ik moet weer aan de slag, maar het valt me zwaar. Als ik moet dan kan ik niet, dus ik laat het maar.
Morgen doen, ik zal het morgen doen. Morgen doen, ik zal het morgen doen.
Op school werd altijd al gezegd: er komt geen barst van jou terecht. Misschien moet ik in therapie, ik ga meteen op zoek.
Morgen doen, ik zal het morgen doen. Morgen doen, ik zal het morgen doen.