Wie is die man daar in de spie-gel
Die krom rijmend roept om anti-gel
Want bevroren staat zijn blik
Doorheen het glas als ijs zo dik
Op zoek naar wat hem met mij bindt
Een bleke huid
Een vale tint
Een vette neus
Glimmensd en hol
Trillende lippen met barstens vol
Tot bloedens toe gebeten tandvlees

Wie is die man
Wie kan hij zijn?
Die man daar met mijn hoofdhaar
Wie is dat hoofd toch met mijn kop?
Er staat geen uiterste verbruiksdatum op
Ik ken zijn naam
Ik doe zijn daden
Ik deel zijn lichaam in hete baden
Ik verslijt zijn schoenen
Tot zijn sokken de vloeren boenen
Ik beheers zijn tong perfect
Zoals hij zong was ik gebekt
Wie is die man daar in de spiegel
Die naar mij lacht als ik giechel?
Wie is die man daar in het glas
Die dacht dat ik die man daar was
Die keek en zei:
"Ik weet een ding
Een van ons beiden is een vreemdeling"