de zon schijnt door de ruiten, het is nen nieven dag ik blijf nog efkes soezen, beneje klinkt gelach ik denk dat da oe kinderen zen, die zen al uren oep hoe zen'k hier terechtgekomen, mensen mensen, wat een soep
ginder zen mijn sokken, wa verder hangt mijn broek en een van mijn twee schoenen zien kik liggen in nen hoek ik draai mijn eigen oem, gij doet alsof ge slaapt allee vooruit wer efkes mijne moed bijeen geraapt
ik kijk oep mijn horloge, 'k verschiet m'n eigen dood twintig van den elven, zenne kik ne stoemme kloot weer in slaap gevallen is 't eerste da'k besef en die van ons zal thuis weer zitten wachten met zo'n bef
en stillekes komt het trug waddat er gisteren is gebeurd wa langer blijven plakken, veel gezopen, wa gezeurd en 't is hier in bed geëindigd, herinner ik mij, oep't lest maar het zal na al dien drank wel gene vette zijn gewest
sorry da'k oe wakker maak, och ge zijt ne schat maar de nacht is weer voorbij en w'hebben het gehad bleft gij nog maar wa liggen, ge mut voor mij niks doen ik gaan toch direkt de deur uit naar mijn wijf en naar m'n joeng
of 'k zal maar "kinderen" zeggen, want soems zen die wel lief en misschien alleen voor hun begin'k ni alles oepternief maar heeft het eigenlijk nog wel zin te blijven wonen bij een vrouw waar ik helemaal niks voorvoel en totaal ni meer van hou
Jos Gijsen oep de radio en gij oep het twalet alle wa gonne kik na doen: te bed of ni te bed? 'k maak van m'n hart ne steen en ik klee m'n eigen aan mijne geest begint te werken nu da'k vroem naar huis mut gaan
ik zal wel iet verzinnen, ja ik lieg er wat oep los ik zal zeggen da'k vannacht zijn blijven slapen bij de Jos maar hoelang hou'k da nog vol met al die leugens, ik beken dakkik onder mijn façaad ne vuile laffe klootzak zen