'k Wil verhalen in dit lied hoe Pier met Trijn ging trouwen Het huwelijk was maar pas geschied of 't moest hen al berouwen Den eerste dag 't was al gelach, men zag daar niets dan fluiten En Pier en Trijn heel vrolijk zijn bij bassen en bij luiten
Jan gaf kiekens in het kot en Dries gaf hen een verken Marie die gaf ne koffiepot, een schup om mee te werken Jannemoei gaf hun een koei, de Jef gaf hun een tange En Pier de wal gaf hun een val om muiskes mee te vangen
Pier toen de bruiloft was gedaan begon te commanderen Waar dat de meubels zouden staan en ging het huis uitkeren Maar Trijn die zei : Wat doet gij mij, dat zijn geen mans affairen Laat mij dus mijn fatsoen maar doen gelijk ik zal begeren
Pier hing het zoutvat in de schouw en Trijn begon te kijven En zei dat zij dat niet en wou en het daar niet zou blijven Trijn nam het af en Pier die gaf haar twee goeie soefletten En zei : Gij prei, wat zult gij mij hier wetten komen zetten
Trijn als duivelin zo kwaad riep uit : Moet ik dat lijden Indien gij mij nog eens zo slaat zal ik uook niet mijden Pier zei : Zwijg stil, gij zult de wil van mijn gebed ontvangen Ik draag de broek, in dezen hoek daar zal het zoutvat hangen
Trijn trok haar man toen voor 't gerecht en deed terstond hem dagen Dat hij moest komen voor het recht om hem daar af te vragen of ene man gebieden kan of hij kan commanderen Waar hangen moet het keukengoed, zij gingen procederen
Ze procedeerden lange tijd, daar werd zoveel gelopen Totdat zij waren alles kwijt, men moest alles verkopen Den helen bras, al wat er was, het zoutvat, potten, pannen Daarbij de koei van Jannemoei en 't vat met koperen wanden