"Ja mensen, dit is een lied over een gewone Hollandse jongen Een jongen zoals jullie, een jongen zoals hij Het is een lied over een jongen met het rood-wit en blauwe bloed in z`n aderen De Tros-kompas op tafel en buren uit Ankara"
Ik heb een hond, een bouvier, die doet haast niemand kwaad Soms luistert `ie niet, ach je weet hoe dat gaat Ik riep: he, wat kost het! toen je vrouw naar me keek En ik was me geregeld soms één keer per week Ik kijk graag naar vechtsport, het liefst in een kooi En m`n dochter zien douchen, dat vindt papa mooi Ik denk niet aan later, ik leef in het nu Ik lees de Penthouse en de Playboy en de Nieuwe Revue
Maar soms is al dat moois niet genoeg voor een jongen als ik (Nee nee) Oh nee, ja ja Dan ga ik op pad en vermaak me met andermans leed (Ja ja) Ja ja Ik neem alle tijd, bij de Giromaat Ik geniet van de rij die achter me staat
Ik ben een eikel (Je bent een eikel) Ja ja Ik ben een eikel
Mijn hond heeft geen riem, maar een touw met een lus Ik heb het aan tafel over zweren met pus Ik schop tegen auto`s met een alarm En ik vraag in een hittegolf: "heb jij het ook zo warm"
Ik ben een eikel (Je bent een eikel) Ja ja Ik ben een eikel Het ergste soort eikel
Soms vraag ik me af: hebben ze g`lijk Als ze zeggen: "he, Dolf, jij bent niet, wat je lijkt Je bent best okee, als je iets verder kijkt"
NEEEE
Ik ben een eikel (je bent een eikel) Ik ben een eikel
"Kijk, ik heb op zich een redelijk normaal leven, ik heb een auto en daarmee rij ik altijd 70 kilometer per uur voor het milieu op de linkerbaan van de snelweg, met een sticker achterop "ik rem soms voor dieren" En als ik in de binnenstad van Amsterdam klem kom te zitten, omdat er teveel verkeer is draai ik mijn raampje open, ik toeter, ik doe mijn alarmlichten uit en ik roep uit mijn raampje: opzij, opzij, ik moet er langs, ik heb een donornier, ik heb een donornier! En het leuke is, we hebben allemaal een donornier! Ik spaar mijn scheten op voor een volle bus, tram of lift En ik pis bij voorkeur naast de pot of over de bril Als het vrijdagavond is, bel ik alle theaters in Amsterdam, bestel overal vier kaaartjes en blijf dan lekker thuis, en kijk samen met mijn vrouw naar Net5, waarmee ik tevens het aantal kijkers verdubbel. Ik heb een dochter van twee, en als die vraagt: papa, waar is Nijntje? Zeg ik: Nijntje heeft kanker, Nijntje gaat dood, en Bert heeft Aids van Ernie. Ik heb opzich een leuk leven, een keer per week ga ik naar het concertgebouw om eens lekker lang uitgebereid te hoesten. En op een mooie dag in de zomer gaat deze jongen naar de Efteling, maar dan gaat hij niet alleen naar de Efteling. Dan gaat `ie met een busje demente bejaarden naar de Efteling en dan zoeken wij de rij met de meeste kinderen..."
(Je bent een eikel) Ik ben een eikel Het ergste soort eikel