Er was een boer en die rookte sigaar En alles in huis dat stonk er naar Tot zelfs het vee en de kippen, die roken naar rook Z'n vrouw had al dikwijls gebid en gesmeekt Toe rook toch niet elke dag van de week Want anders, zei Gerrit, dan raak ik van de kook Ik kan het zonder roken niet meer stellen Ze kunnen mensen niet nog meer vertellen
refr.: Hij rookte in de kamer en hij rookte in de keuken En overal lagen peuken, en overal lagen peuken Hij rookte bij de varkens en hij rookte bij de koeien En zelfs bij het stoeien trok Gerrit aan zijn sigaar
Maar op een dag wat was het geval Toen kwam hij 's morgens in de stal Vond zijn Bertha 1 in ademnood Hij heeft er de veearts bijgehaald En veertig gulden voor pillen betaald Toen viel zijn Bertha 1 daar ter plekke dood Hij haalde uit z'n zak een door sigaren Dat was op dat moment wel te verklaren
refr.
Zijn Hanneke vond toen zijn sigaar en zei: Je bent met mij nog niet klaar Ze haalde uit haar schort een zwarte sok Veur elke peuk die ik hier vond In een asbak of op de grond Heb ik twee kwartjes in die sok gestopt En Gerrit zat beschaamd ineen gedoken Hij zwoer op dat moment nooit meer te roken
refr.
Maar later ging ook Bertha twee En Gerrit de boer die zei toen: hee D'r zit nou zeker niks in dieen sok Maar Hanneke zei: bedoel je die Die is nou twee keer zo zwaar want jij rookte niet Je krijgt nou twee nieuwe koeien in je hok Ik ben in mijne sok steeds blijven sparen Jij rookte niet meer van die stinksigaren