Hij was een man, waar weinig op viel aan te merken Zo een van honderd zesenvijftig in een gros Compleet met vrouw, drie kind'ren en een frisse blos En het soort leven, dat vooral bestond uit werken En ook al was hij wel eens depressief bij tijden Toch schrok in zijn omgeving iedereen zich lam Toen hij, zo plots'ling, met de mededeling kwam Dat zij zich op zijn zelfmoord moesten voorbereiden
In het begin wou hij er nog wel over praten En dan werd unaniem gezegd: "Doe het nou niet Denk toch aan alles, wat het leven je nog biedt En je gezin kun je toch niet zo achterlaten O, iedereen was vreselijk van goeden wille Ze riepen om het hardst van: "Kijk toch niet zo triest" En dan vertelden ze weer moppen of zoiets Tot hij maar wegliep, om niet keihard te gaan gillen
Zijn huisarts zei: "U bent een tikkeltje neurotisch Ik schrijf u valium voor, driemaal daags een pil En ga gerust een keertje vreemd als u dat wil Want volgens mij is uw probleem vooral erotisch" Zijn kind'ren deden enkel nog maar wat ze mochten En hij besefte nu, hoe weinig of dat was Ze werden stuk voor stuk de beste van hun klas En om het autowassen werd voortaan gevochten
Hij had geen vijand meer, hij had alleen nog vrinden Die op zijn schouders sloegen van genegenheid Wanneer hij kwam hadden ze altijd alle tijd En alles wat hij zei, schenen ze leuk te vinden Maar ondanks al hun goede raad en argumenten Bleef hij maar steeds volharden in zwartgalligheid En raakte daarmee op den duur wat goodwill kwijt Want mettertijd verzwakken alle dreigementen
En toen, opeens, leek hij een beetje op te fleuren Het werd al herfst en zijn verjaardag kwam in zicht En ieder zei: "Het kan best, dat het daaraan ligt Tenslotte is zo'n dag een feestelijk gebeuren" Er werd gebak in huis gehaald, cadeaus en bloemen... Maar uitgerekend op de avond vlak ervoor Sneed hij zich in de douchecel beide polsen door Wel, zoiets kun je nou met recht ondankbaar noemen