Het is winter, de sneeuw valt naar beneden Een man, een kind, een slee, het wit gevroren gras Ze kijkt naar buiten en staart in 't verleden Haar liefste lief, de ster van David op z'n jas En ze weet wel dat er niemand luistert Maar toch fluistert zij zacht zijn naam Ooit zal ze hem weer zien Morgen misschien
't Is lente, nieuwe blaad'ren aan de bomen Kinderen spelen, schreeuwen, lachen, kattekwaad Maar in haar hart voelt zij de angst, ze blijven komen Gierende remmen, stampende laarzen in de straat En ze weet wel dat er niemand luistert Maar haar hoop is nooit echt weggegaan Ooit zal ze hem weer zien Morgen misschien
Het is zomer, de zon schijnt door de ramen Een mooi terras, grote drukte op 't plein Maar zij ziet alleen maar die vergeten namen Gelaten wachtend op die volgepakte trein En ze weet wel dat er niemand luistert Zoveel jaren zijn voorbij gegaan Toch zal ze hem ooit weer zien Morgen misschien
Het is herfst, buiten kom je niemand tegen De storm huilt en de wind heeft vrij spel En zij zit weer in dat kamp, in kou en regen Weer neemt ze afscheid, bij de poorten van de hel En ze weet wel dat er niemand luistert Ze schrijft zijn naam op het beslagen raam Ooit zal ze hem weer zien Morgen misschien