Al weet je dat de wanhoop de hoop vaak verjaagt En dat de levensvreugd vaak lang op zich laat wachten Dat de rechtste rug het meeste verdraagt Al blijft het leuker om je krom te lachen
Al weet je: de uiteind'lijke winnaar is niet Wie zich op zijn succes kan beroemen Maar hij die de bal tegen de paal aanschiet En zich met zijn verlies kan verzoenen
Al weet je dat het afscheid onvermijdelijk is Als je tenminste de boot niet wilt missen En dat alleen wie weet dat alles tijdelijk is Zich stervend van verdriet toch niet laat kisten
Toch niks wijzer, niets geleerd Als het getij zich tegen je keert Je went misschien aan het verdriet Maar aan het afscheid niet
Een dag dat alles blonk en glom Als nieuw in de stralende lentezon De merel zong in de hoogste boom De liefde woonde daar waar ik woon
Maar niks wijzer, niets geleerd Als het getij zich tegen je keert Dezelfde pijn en geen verweer Net als de eerste keer
Een dag dat alles blonk en glom Als nieuw in de stralende lentezon Steeg de merel op en is 's avonds laat Voorgoed vertrokken, weg uit de straat
Maar niks wijzer, niets geleerd Dan breekt een hart voor de zoveelste keer Je went misschien aan het verdriet Maar aan het afscheid niet
Dat slaat met de deuren in 't holst van de nacht Schopt tegen je schenen met al z'n kracht Dat zeurt, dat jengelt, dat treitert, dat krabt Dat krijst, dat jankt, dat vloekt en dat trapt Dat laat zich niet sussen, niet kussen, niet dwingen Niet pakken, niet slijmen en helemaal niet verdringen Dat knaagt zich een weg door het merg van je dromen Tot je het eindelijk hebt genomen
Zo'n dag dat alles glimt en blinkt Alsof het geen eind is maar een begin Stijgt de merel op en zal 's avonds laat Voorgoed vertrekken, weg uit de straat
Misschien heb je dan dit geleerd Als het getij zich tegen je keert Alles went, zelfs het verdriet Maar het afscheid niet