Janna kon geen kinderen krijgen. Janna was onvolwaardig. Al was het Gods wil: Janna was niet wat ze wezen moest Janna bad om een kind. Jaar in, jaar uit. Dat hielp dus niet Haar man had het opgegeven. Haar, en zijn nageslacht Hij sprak niet meer met haar. Het dorp beklaagde hem Janna werd stiller en stiller. Ze sloot zich op in een zolderkamer en kwam alleen nog beneden om het eten klaar te maken voor haar man, de knechten en de meiden Janna werd vreemd. Het dorp fluisterde Op een dag is ze verdwenen. Er wordt gezocht in de hele omgeving Ze vinden haar niet Na een paar maanden neemt haar man een van de meiden 's nachts bij zich Hij blijft dat doen, maar wat hij ook doet: zwanger wordt ze niet Vanaf die tijd begint het in hem te zeuren, te druilen als de motregen: "Janna, Janna, Janna" Aan zwangere beesten gaat hij voorbij. Hij streelt de stam van onvruchtbare bomen Hij wordt vreemd. Het dorp fluistert Na bijna een jaar, de middag van 24 december, ziet hij haar aankomen over het lange rechte pad Hij springt op uit zijn stoel, de deur uit, het pad af, haar tegemoet Hij staat tegenover haar. Kijkt haar in de ogen "Hier ben ik", zegt Janna Hij wil haar tegen zich aandrukken maar zijn blik glijdt langs haar lichaam Hij ziet hoe ze haar handen om haar dikke gewelfde buik houdt Met een arm om haar schouders neemt hij haar mee naar huis Zonder een woord te zeggen gaat Janna aan het werk Het kind kan iedere dag geboren worden 's Avonds zitten ze bijna uitdagend naast elkaar in de kerk. Zijn rechterschouder tegen haar linker Na de dienst passeren ze de gonzende groepjes die stil worden als ze voorbijkomen Thuis legt hij zijn handen op haar buik en lacht