'k Zag twee beren broodjes smeren Oh, dat was een wonder 't Was een wonder, een bovenwonder Dat die beren konden smeren Wat ik zeg is echt waar 'k Stond erbij en ik keek ernaar
'k Zag twee beren broodjes smeren Alle lieve dagen Kwamen vele mensen vragen Of die beren wilden smeren En zo werd dat hun taak In hun eigen broodjeszaak
'k Zag twee beren broodjes smeren Met beleg naar keuze Smaakten al die broodjes reuze Want die beren konden smeren Iedereen kwam steeds weer Om zo'n broodje van een beer
'k Zag twee beren broodjes smeren Maar bij 't winst verdelen Wilden ze elkaar bestelen Een der beren ging hem smeren Hij begon toen meteen Pal rechtover heel alleen
'k Zag twee beren broodjes smeren Om de lieve centen Waren ze nu concurrenten En die beren alsmaar smeren Loerend vol nijd en haat Naar den overkant der straat
'k Zag twee beren broodjes smeren Maar geen belgetinkel Klonk in dees of gene winkel Waar die beren bleven smeren Ook al werd door hun fout Al hun brood droog en oud
'k Zag twee beren broodjes smeren Heel bedroefd en somber Elk z'n zaakje ging ten onder Doordat beren moeten smeren Zonder haat of venijn Omdat zij geen mensen zijn
'k Zag twee beren broodjes smeren Wetend dat in 't leven Enkel eendracht macht kan geven Zijn die beren om te smeren Weder na ruggespraak Samen in 1 broodjeszaak