Je schuimt de straten af en volgt het dievenspoor met schooiers en soldaten, hun petten op een oor. Je tilt je rokken op en lacht naar iedere man die in het donker wel durft wat overdag niet kan.
En bij nacht in de kroegen hier, gaat je naam in het rond bij het blond schuimend bier.
Ik ken ze een voor een, de heren van fatsoen, ik zal ze nooit vergeten zoals ze jou wel doen. Hoe vaak heb jij zo'n kop, bezopen, stom en geil, niet aan je borst gedrukt, je lijf nat van zijn kwijl.
En bij nacht in de kroegen hier, gaat je naam in het rond bij het blond schuimend bier.
Malle Babbe kom, Malle Babbe kom hier, lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier. Malle Babbe is rond, Malle Babbe is blond, een zoen op je mond, Malle Babbe, je lekkere kont.
Lalalalalala. Lalalalalala.
En zondags in de kerk dan zit daar zo'n meneer, stijf als een houten plank met spijkers in zijn kop te kijken in zijn bank. Een zwart lakens pak om zijn zondige lijf, bang voor de duivel en bang voor zijn wijf. En zuinig een cent in het zakje doen. Zo koopt hij zijn ziel weer terug en zijn fatsoen.
En jij moet achteraan in het donker ergens staan zoals het hoort.
Maar eens dan komt de dag, dan luiden ze de klok, dan draag jij witte bloemen en linten aan je rok. Wanneer we met elkaar gearmd de kerk uitgaan, wat zullen ze dan kijken, daar denk ik altijd aan.