De olielamp slingert over het blanco papier En de maan door de patrijspoort licht op in 't schuim van zijn bier Hij wil haar best schrijven zoals iedere keer Van je ooit zal mijn liefste, maar hij gelooft het niet meer 't Is eigenlijk alleen maar steeds verder gegaan En hij raakt steeds verder van huis dit schip 't nam 'm bij haar vandaan Maar het schip brengt hem nooit meer thuis
Ooit waren zij twee kleine kinderen in een dorp ver van hier Een bakker, een slager en een kruidenier Een kerk, een begraafplaats en zij met zijn twee En waar ze ook lopen de aarde draait mee Maar opeens zijn ze veertien en zweert hij haar trouw Een kind noch een jochie, zij is al een vrouw
Hij houdt zich groot met jenever, met hasjies en bier En de bakker, de slager en de kruidenier Wisten allang dat het alleen maar steeds verder zou gaan En hij raakte steeds verder van huis Dit schip, het nam hem bij haar vandaan Maar dat schip brengt hem nooit meer thuis.
De kroeg, het casino, maar het verval begon pas Toen de kruidenier plots de supermarkt was Alles moest voorwaarts, hij zat aan de grond Maar zij bleef hem kussen op zijn van wijn rode mond Want zij was de vrede en met alle geweld Zou hij zijn schulden betalen de zee op voor geld En als ie dan terug kwam dan werd zij zijn vrouw Van je echte idille, van je ik hou
Maar de olielamp slingert over een golf van verdriet En hij kan haar best schrijven, maar terug komt ie niet Omdat ie in iedere haven, omdat ie iedere nacht Weer blut en bezopen in zijn kooi stapt en wacht Tot zij zoals toen op de kade zou staan en ze zwaait geen vaarwel, maar kom hier Hij loopt er de plank af in haar armen en lacht Naar de bakker, de slager en die man vna de supermarkt