Mijn vader zit in 't donker in z'n stoel, alleen z'n sigaret geeft licht Ik loop stil langs hem heen, hij zegt niets, ogen dicht Mijn moeder leest in bed haar damesblad; ik sluip voorzichtig door de gang Ze roept: "Slaap lekker schat", Alsof ik dat nog kan
refr.: Maar jij zegt dat wij nu maar eens gaan trouwen: Huisje, tuintje, kinderschaar, enzovoort Nou ja, ik heb altijd gehoord dat het hoort: Jij wilt graag trouwen, dus, we trouwen
M'n schoolvriendinnen zijn al lang getrouwd Een man, een kind, een hond, een kat Vaak ruzie om een woord, huil het uit, strijk het glad Ze walgen van hun zelfgemaakte sleur, haten zichzelf om wat ze zijn En toch vieren ze feest: drink eens uit, doof de pijn
refr.
Jij zegt dat onze liefde blijvend is, maar alles wat ik zie of hoor Is ruzie, onlust, sleur, hij of zij, er vandoor Je koert en tortelt als een tortelduif, maar straks ben ik, niet jij, gekooid Nou ja, dan moet het maar,: eigen wil, weggegooid
Maar jij zegt dat wij nu maar eens gaan trouwen Huisje, tuintje, kinderschaar, enzovoort Nou ja, ik heb altijd gehoord dat het hoort Jij wilt gaan trouwen, dus, we trouwen