de troebadoer kwam net aan een groot kasteel en boven op een kanteel zat een prinses zij leerde haar godsdiensles
hij zong wat liedjes van zoenen van zoenen van bloemen van zon hij zong zijn liedjes van zoenen van zoenen van bloemen van zon
de prinses knipte eens met haar ogen voor hem als een beloning hij ging toen naar de koning en vroeg mag ik er in
de vraag had niet veel zin, want koningen waren toch gastvrij de brave vorst zei zet u maar aan m'n zij
en ze aten hert en everzwijn en dronken toen een paar vaten wijn de troebadoer vertelde van liefde en leed bij het liedje dat hij deed
die nacht zei de pinses tot haar gemaal een koene ridder-generaal jij maakt het kort want een harnas biedt niet veel confort
en bij het ochtendgloren zong de troebadoer van trouw en zweeg toen de prinses ‘t hem gebood en toen heeft hij de slag verloren
want toen had hij zijn liedjes en alles gegeven werd hij van het kasteel verdreven al biedt een harnas niet veel confort een ridder brengt toch meer op je bord
een troebadoer heeft enkele liedjes van bloemen van zoenen van zon een toebadoer heeft enkele liedjes van bloemen van zoenen van zon