Mijn man ging van huis op een morgen in 't najaar Waarheen weet ik niet We hadden de wijnoogst geborgen dat najaar En de slacht in 't verschiet De vooravond nog zochten wij cantarellen In 't bos van Viremont De kind'ren op school waren hardop aan 't spellen Op 't plein scheen de zon Mijn man ging van huis op een morgen in 't najaar En de lente verscheen Maar de lente brengt mij veel meer zorgen dan 't najaar Want ik zit hier alleen
Mijn man ging van huis met de andere mannen Uit heel ons gebied Met jouw man, Marion, Die van jou, Marianne En de jouwe, Margriet Geen van ons die kan zeggen waarom ze verdwenen Want we zagen alleen Hoe ze gingen, de baan langs, een mars in de benen Toen de najaarszon scheen De tamboers sloegen roffelend een gat in de morgen Het klonk pittig en blij En hij zei: "'k Ben gauw terug, liefste, maak je geen zorgen" Maar nu is het al mei
Mijn man ging van huis en al wat 'k van hem hoorde Was zijn naam, op de wind Waarom fluist'ren de oudjes met klagende woorden "Blijf maar hopen, m'n kind" Onlangs kwam een meneer om zijn pak af te geven En dat pak was niet stuk Dus dan kocht hij een nieuw, 't gaat hem goed in het leven Hij heeft altijd geluk In zijn tuin staan de planten in 't onkruid verloren Ik heb bollen gezet Hij zal t'rug zijn wanneer straks zijn zoon wordt geboren Dan plukt hij een boeket
Mijn man ging van huis toen de winter moest komen En liet mijin de kou En hoe meer 'k mij verzet, des te meer 'k loop te dromen En hoe meer 'k van hem hou Marion heeft gehoord dat haar man is gestorven En nu praat ze verward En Margriet heeft haar bloemige jurkje bedorven Ze verfde het zwart Maar ik wacht aan de vliet tot mijn liefste terugkomt Ik zit hier in de wind Ik kijk naar het water en bid dat hij vlug komt En ik praat met mijn kind Mijn man ging van huis, het was kort in het najaar Waarheen weet ik niet Als het riet langs de oever verdort in het najaar Dan loop ik in de vliet