Als je een maand of wat getrouwd bent, word je zoetjesaan al wijs Dan begin je te beseffen: 't Huwelijk is geen paradijs Vroeger deed je wat je wilde, kwam en ging je als je wou Ben je nu eens laat voor 't eten, vind je een boze vrouw En dan zwijg je, maar dan krijg je dikwijls toch berouw
refr.: En toch zou ik van niemand anders kunnen houwen En toch zou ik met niemand anders willen trouwen Want iedere vrouw heeft toch haar nukken en haar vlagen En die verdragen, moet iedere man Je moet 't geluk toch altijd met z'n tweeen maken En bij een ander vind je 't ook niet opgeschept Je zou misschien nog van de wal in 't slootje raken Je kunt maar beter houden wat je hebt
Als je rustig zit te werken hoor je opeens je vrouw's geluid "Man, wil je even kolen scheppen, laat je 't hondje even uit" Vroeger had je zes paar schoenen, hoeden, boorden zonder hemd Nou krijg je eens per jaar een dasje als je jarig bent En al sjouw je, vindt je vrouw je toch een schriele vent
refr.
Soms ga ik tegen schemerdonker even stil naar boven toe Dan zie ik haar bij 't wiegje, dekt ze onze jongen toe 'k Hoor de kleine vrolijk kraaien, met z'n armpjes om haar heen En ik sluip, met dwazige ogen, even stil weer heen 'k Zit tevreden dan beneden, en ik denk alleen
Daarom zou ik van niemand anders kunnen houwen Daarom zou ik met niemand anders willen trouwen Want iedere vrouw heeft toch haar nukken en haar vlagen En die verdragen, moet iedere man Je moet 't geluk toch altijd met z'n tweeen maken En bij een ander vind je 't ook niet opgeschept 'k Zou voor geen goud dat tweetal kwijt ooit willen raken Ik ben gelukkig dat 'k ze beien heb