Eens komt de tijd Dat de wind zicht nedervlijt En z'n eeuwig golvenspel zal staken Als het stollen van de wind Voor een wervelstorm begint De morgen dat het schip verschijnt
En de zee daaromheen Spat tot zilverwerk uiteen En de zandbank zal van woede beven En het schip snelt naderbij Op de maat van het getij En de dijken zullen begeven
Ja, de vissen lachen luid En de meeuwen schreeuwen 't uit Het water zal van wellust dansen En de rotsen bij het strand Gillen de mare door het land De morgen dat het schip verschijnt
Maar de vloeken die men roept Naar het vurig schip verdoemd Worden stukgewaaid nog voor ze zijn gesproken Want de ketens van de zee Barsten van 't geweld uiteen En verdrinken in een kolkensliert, gebroken
Een gejuich stijgt dan op Wijl het zeil in de top Naar de zoom van het strand zich zal wenden En een rode klad licht Valt op ieders gezicht De morgen dat het schip verschijnt
Als tapijtdons van goud Zich het zand dan ontvouwt Tot verlichting van hun vermoeide schreden En de kapitein aan boord Zal herhalen zijn woord Dat men nooit dit uur mag vergeten
En de vijand ontwaakt Met de slaap nog in het haar Hij staat op van z'n bed en waant te dromen Maar hij knijpt zich en ziet Nee, een droom is dit niet De morgen dat het schip verschijnt
Zijn geweeklaag klinkt luid En hij barst in smeken uit Maar wij schreeuwen 'jouw dagen zijn verstreken' Een triomfstoet draagt hem mee En men werpt z'n lijk in zee En z'n soort is verdreven en verdwenen