Lodewijk de beduimelde Die had een nar die mooi tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis Maar Lodewijk de beduimelde Verdroeg niet goed dat die nar tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis Want zijn eigen buik die was te dik, van tuimelen had de koning schrik En daarom dacht hij aan een koninklijk besluit, want die nar die moest eruit
Maar de kinderen van Lodewijk die hielden zo van hem Ze hielden van z'n sprookjes en ze hielden van z'n stem Als hij vertelde was de wereld wonder boven wonderbaar De prinses die hij beschreef had twintig sterren in heur haar En de prins bracht de prinses zo door z'n schoonheid in de war Hij was zo mooi dat de kinderen zegden: Hij gelijkt op onze nar
Lodewijk de beduimelde Die had een nar die mooi tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis Maar Lodewijk de beduimelde Verdroeg niet goed dat die nar tuimelde, van de trappen van z'n koninklijk paleis Hoewel z'n vrouw de nar verdedigde, zei hij nors, terwijl hij z'n beker ledigde Ik tref nog morgenvroeg een koninklijk besluit, want die nar die moet eruit
Maar de kinderen van Lodewijk die weenden zo om hem Ze misten erg z'n sprookjes en ze droomden van z'n stem De koningin durfde niet wenen, ook al was heur hart zo zwaar Zeven weken liep ze droevig zonder sterren in heur haar Op de tinnen van de toren keek ze elke avond uit Maar de koning dronk z'n wijn en las tevreden z'n besluit
Lodewijk de beduimelde Die had nu geen nar meer die tuimelde, van de trappen van zijn koninklijk paleis Want de nar die zo mooi tuimelde in 't paleis van de beduimelde, was vertrokken voor een hele verre reis En de mensen die hem zagen gaan vroegen : Nar, waarom blinkt in jouw oog die traan Maar de nar, hij zei geen woord en stapte voort En misschien had hij die vraag niet eens gehoord