De oude zigeuner is moe, zo moe van het lange lopen. Hij is toch zo eindeloos moe van liedjes te verkopen. Hij ging door dorpen en steden, hij speelde op iedere markt. Hij zong van oorlog en vrede en dikwijls het lied van zijn hart.
Het was een liedje zonder woorden, het was een lied zonder refrein. En de wind zat in het noorden en de winter deed zo’n pijn. En alle burgers die hem zagen die hebben nooit dat lied verstaan. Want ze zetten hoge kragen en ze zijn verder gegaan. En dat liedje zonder woorden, dat kleine lied zonder refrein, het was precies of zij ’t nooit hoorden. Een echte burger voelt geen pijn.
De oude zigeuner is dood. Er is geen ster verschenen. De burgers aten hun brood en er was niemand om te wenen. Zijn kist was wat houten miserie, de priester bad vlug wat Latijn. Hij zei af en toe: “miserere”, en de wind zong een liedje van pijn.
het was een liedje zonder woorden, het was een lied zonder refrein. En de wind zat in het noorden en de winter deed zo’n pijn. En dat liedje zonder woorden, dat kleine lied zonder refrein, het was precies of zij ’t niet hoorden. Een echte burger voelt geen pijn.