Het landschap ligt te wachten in de alpen en cevennen. Het landschap ligt te wachten op zijn grijze bruine buik tot jij en ik er samen langs de paden zullen rennen, Er samen zullen gaan rusten bij een borstelige struik. Het landschap ligt op jou en mij te wachten in Bretagne met lauwe blauwe armen wacht de zee op ons in Cannes. Het wacht in groen in Ierland en in Spanje zelf oranje. Het landschap wacht en ik wacht mee, mijn lief waar blijf je dan?
Je bent een zacht klein ezeltje en koppig stamp je nee. Een bang-voor-‘t-leven wezeltje. Nee, nee, ik ga niet mee.
De Seine ligt te wachten in haar bed van blanke muren. De Seine ligt te wachten op haar kronkelende rug tot wij er pink aan pink in nevelige morgenuren te samen zullen slenteren van trotse brug naar brug. De Notre Dame kijkt uit haar hoge spitse kerke-ogen hoog naar ons uit en roept dan naar de duiven op haar plein. Straks komen ze, waarom ze niet vast tegemoet gevlogen? Parijs wacht ons en ik wacht mee, toe kom dan liefjemijn.
Je bent een zacht klein ezeltje en koppig stamp je nee Een bang-voor-alles wezeltje. Nee, nee, ik kom niet mee.
De Noordzee ligt te wachten met zijn grijze paardenruggen die ons graag willen dragen naar de Britse overkant. En in Venetië staan meer dan duizend bruggen met bolle ruggen te wachten tot wij daar zijn aangeland. De hele wijde wereld ligt languit op ons te wachten. Het volle leven wacht breeduit op jou en mij. Op ons wachten zonnedagen en ons wachten sterrennachten. Laat ze niet te lang wachtenkind, want dan is het voorbij.
Je bent een zacht klein ezeltje, toe balk dan eindelijk ja. En glip zo snel als een wezeltje Mijn voetspoor achterna.