Hij zag haar terug in de zonlichte straat Hij dacht bij zichzelf: kijk eens hoe ze daar gaat Hij zag slechts haar rug, maar hij wist heel precies Dat zijn ongetwijfeld de benen van Lies Hij dacht weer terug aan die tijden van toen Wat was de lucht blauw toen, wat was het gras groen Hij wist hoe een vink toen privé voor hem zong Ze waren gelukkig, ze waren zo jong Twee mensen alleen in de lente
Ze hadden gewandeld, hij gaf haar een zoen Al zei ze aanvankelijk nee, nee niet doen Hij wist: dit was liefde met hoofdletter L Voor haar ging hij desnoods te voet naar de hel Ik zei reeds de lucht was van het blauw dat je niet Tenzij dan bij Rubens en Angelo ziet Hij maakte een vers met het bloed van z'n hart En dat rijmde verschrikkelijk dikwijls op smart Maar het eindigde altijd op lente
Daar dacht hij nu aan, nu hij haar zo zag gaan En hij dacht bij zichzelf: tja, hoe spreek ik haar aan Ik wed dat ze mij stante pede herkent Ik nodig haar uit in een intieme tent Het was wel niet mooi wat hij toen had gedaan Hij had haar zo min of meer bruut laten staan Het dorp had gelachen met haar, maar och kom Soms doe je zoiets en je weet niet waarom En dan maak je iets stuk in de lente
Hij zei wat ondeugend: Dag lieve mevrouw Hoe gaat het met ons en hoe gaat het met jou Hij vroeg: Ga je mee naar de Zanzibar-bar Nog even als vroeger, och eventjes maar En Lies keek verdrietig, ze liet zich maar doen Tien jaar is zo lang en geen dertig miljoen Kon haar doen vergeten wat er toen was geschied Ze dacht er wel aan, maar ze zegde het niet Ach, hoe mooi alles was in haar lente
Ze rookte onhandig aan haar sigaret Hij praatte maar door van z'n baan en z'n flat Hij had nu een vrouw, maar dat snapte ze wel Dat was vast geen liefde met hoofdletter L Ze dacht weer aan toen, aan dat blauw en dat groen Maar ja, dat was nu toch niet meer te herdoen Want wat hij van haar wou, oh daar hield ze niet van Dat was dan precies een moderne roman Misschien een mooie best-seller, maar een boek zonder lente