Toen Gregoire van ’t school gekomen zei zijn moeder: “Kind, jij bent veertien en niet hoger dan de schoorsteenplint. Jij zult later moeten zwoegen, ook al ben je klein. Want om ’t land te kunnen ploegen ben je veel te klein; ben je veel te klein.”
Naar de stad is hij getogen waar een timmerman zich de tranen lacht in d’ogen: “’k neem geen dwergen aan. Jouw gezicht kan ‘k wel verdragen, ook al is het fijn. Maar om te kunnen zagen ben je veel te klein, ben je veel te klein;”
Naar de koning van Versaille is Gregoire gegaan. “Ik kom uit ’t land van Kornawaaie; Sire, neem me aan.” Maar de goede Louis XVI zei: “Het doet me pijn, want voor mijn ‘Garde Française’ ben je veel te klein, te klein; ben je veel te klein.
Oorlog kwam er in Versaille. Gregoire meldt zich aan. Is in ’t land van Kornewaaie’s naar het front gegaan. Vele kogels zijn verschoten over dat terrein die van uit de hoogte floten. Hij is veel te klein, te klein. Hij is veel te klein.
Maar toch heeft één hem getroffen en de tijd bleef staan. Gregoire kwam door één getroffen in de hemel aan. Aan de ingang stond Sint-Petrus, die zei bars: “Verdwijn! Ik wil alleen maar grote engelen. Jij bent veel te klein, te klein. Jij bent veel te klein.
Toen kwam Jesus aangelopen, nam Gregoire opzij. deed zijn rode mantel open en zei: Kom bij mij.” Nam hem mee door hemels zalen in Zijn gouden schijn en zei: “Weet, dat al die zalen er in werkelijkheid slechts zijn voor wie klein wil zijn.”