Als huid aan warme huid zich vlijt en mond aan hete mond. Als been aan been zich strekt en spreidt van nacht tot morgenstond. Als lust uit elke porie kiert en wilde passie hoogtij viert. Wie denkt dan dat in veertig jaar het vuur dooft in de schoot? Zonder dar vuur is het leven naar, maar, dan gaan we gelukkig ook dood. Dan gaan we gelukkig ook dood
Als bier in hoge kroezen kroest of wijn in de bokaal. Als je in roes lichtroze soest of danst met luid kabaal. Als j’ onbeschaamd schreeuwt, brult en stampt en alle zorg de huid uit dampt. Wie denkt dan dat in veertig jaar de buik de roest verstoot? Zonder die roest is ’t leven naar, maar, dan gaan we gelukkig ook dood. Dan gaan we gelukkig ook dood
Als je door verre landen gaat langs Donau, Loire, Rijn, of alpen of Cevennen staat, of op ’t Concordeplein. Als reisstof in je ogen waait, sirocco langs je schouders laait. Wie denkt dan dat in veertig jaar het lijf tot stilstand noodt. In stilstand is het leven zwaar, maar, dan gaan we gelukkig ook dood. Dan gaan we gelukkig ook dood. Als je niet meer poëtisch zwalkt maar zelf tot proza bent verkalkt en aan het einde van je reis aan wal ligt met je boot. Dan is het leven dof en grijs, maar, dan gaan we gelukkig ook dood. Dan gaan we gelukkig ook dood.