Er was een herderinne Pardon pardon, wie wilde die kon Wat al te licht van zinnen Die niet goed hoeden kon, pardon Maar heel wat mannen won
Eens, toen ze bij de vliet lag Pardon pardon, wie wilde die kon En zij haar vriendje Piet zag Sprong zij uit haar japon, pardon En uit haar pantalon
Welnu, het laat zich denken Pardon pardon, wie wilde die kon Dat Piet zich graag liet wenken En zich niet lang bezon, pardon Maar 't strelend werk begon
Ze opende haar jakje Pardon pardon, wie wilde die kon Toen blonken buiten het frakje Haar borstjes in de zon, pardon Ze zei: "Kus deze bron"
Toen riep ze: "Leg je handen" Pardon pardon, wie wilde die kon "Niet al te veel aan banden En streel mijn zacht gazon, pardon Want ik ben heus geen non"
Hij streelde met zijn handen Pardon pardon, wie wilde die kon Met lippen, tong en tanden Ze riep: " 't Is geen bon ton Maar 't is wel bonbon"
En een kwartiertje later Pardon pardon, wie wilde die kon Riep zij daar aan het water "Ik wou graag als je kon, pardon Dat jij nog eens begon, pardon En weer opnieuw begon, pardon En steeds opnieuw begon, pardon Nog eens opnieuw begon, pardon En weer opnieuw begon, pardon En steeds opnieuw begon, pardon"