En hoog van de muur suizen duizend kometen Ze houdt ze zo mooi rond zich heen in bedwang Ze staat uit een doos chocolaatjes te eten En tekent een inktvisje op 't behang Ze komt uit de keuken De thee in de glazen Zo komt dan de honing weer bij de jasmijn Ze voelt zich wel thuis hier, in deze oase Hoever zou de rest van de wereld nu zijn En dan..., barst de kamer open En met donderend geraas Storten duizend tinten lila langs de muren En zij wil ze niet ontlopen Want ze glimlacht blij en dwaas Deze regenbui mag honderd jaren duren Dan kruipt ze terug in de schulp van haar jaren En droomt zich aan alle dimensies voorbij En moeiteloos laat zich als drijfhout vergaren Wat zwierf door haar hart, op een vroeger getij Ze neuriet een liedje, van eeuwen geleden En knoeit met een viltstift een oog op de muur En dan schrijft ze 'neuken' en 'eten' en 'vrede' En vraagt: "Wie met nootjes en wie wil er puur" De een, die wil graag met nootjes en de andere liever puur Maar dat geeft niet want ze zijn toch net zo duur "Kijk, hier heb je nog een stukje He zeg, dat is nou toch sterk, met rozijnen O, 't is een ander merk" Zo strooit ze met woorden en duizend gebaren De tijd is alweer even stil blijven staan Dan rolt ze bedachtzaam en angstig ervaren En steekt ze tevreden een volgende aan En hoog van de muur suizen duizend kometen Ze houdt ze zo mooi rond zich heen in bedwang En in dit heelal raakt de aarde vergeten Ze tekent een inktvisje op 't behang Lalala, lalalala Lalala, lalalala Enz.