Ik pak een pils tegen de dorst Aan het ontbijt lees ik de krant Ik hou van boerenkool met worst Eens per week ga ik in bad 's Zomers twee weken naar het strand Zaterdag 's middags naar de stad Naast m'n schoenen loop ik niet Ik heb maatje 42, 42
Heel gewoon, doodgewoon Ik heb een dochter en een zoon Heel gewoon, doodgewoon Een rijtjeshuis waarin ik woon Z'n vrouw zit in een caravan En in 't weekend gaat hij ook (moet-ie wel)
Heel gewoon
Naar het kantoor in de Kadett Van voren word ik al wat kaal (doodgewoon) Een regenjas, een ruitjespet (heel gewoon) Als ik naar bed ga ben 'k zo moe Zo afgepeigerd dat ik heb Alleen maar in het weekend toe Naast m'n schoenen loop ik niet Ik heb maatje 42, 42
Heel gewoon, doodgewoon Ik heb een dochter en een zoon Heel gewoon, doodgewoon Een rijtjeshuis waarin ik woon Heel gewoon, doodgewoon Heel gewoon, doodgewoon
Ik ben een doodgewone man En daar is er maar eentje van Goedbeschouwd ben ik uniek In mij zit doodgewoon muziek